Film

Het was 12 maart 1896 toen de allereerste filmvertoning in Nederland plaatsvond in de Kalverstraat in Amsterdam. Het programma duurde 20 minuten en daarin werden er 8 films van ongeveer 1 minuut vertoond. De overige 12 minuten waren nodig om de films te verwisselen in de projector en die tijd werd opgevuld door een explicateur die aan het verwonderde publiek vertelde wat er op de volgende ‘levende photo’ te zien zou zijn. Dit programma werd elke dag herhaald van 10 uur ’s ochtends tot 2 uur in de nacht. Deze eerste films werden gemaakt door de Europese geestelijke vaders van de cinema, de gebroeders Lumière. Op de films waren alledaagse tafereeltjes te zien, zoals arbeiders die door een grote deur de fabriek verlieten. Tegenwoordig wordt daar soms maar schouderophalend naar gekeken, maar een recensie uit 1896 las: ‘DE UITGAANDE FABRIEK IN DE STRAAT TE LYON is allerwonderlijkst natuurlijk, de personen en rijtuigen komen als 't ware op de kijker af’.

 

Toch was het eerste succes van de film van relatief korte duur. De nieuwigheid er ook snel af. Want waarom geld betalen om in een onverzorgd (en brandgevaarlijk) hok op ongemakkelijke banken in het donker te zitten kijken naar beelden van taferelen die zich letterlijk een paar straten verderop hadden afgespeeld?

 

Al dan niet per ongeluk werd er echter snel ontdekt dat met de camera verschillende trucages konden worden uitgehaald. Door bijvoorbeeld de camera even stil te zetten kon je personen of objecten uit het niks laten komen of verdwijnen. Door een gedeelte van de camera af te plakken werd het mogelijk twee filmopnames tegelijk te laten zien, zoals droomvisioenen, of dezelfde acteur dubbel of zelfs driedubbel te laten verschijnen. Verschillende opnames konden worden opgeknipt en aan elkaar worden geplakt. De mogelijkheden waren eindeloos en filmmakers hadden niet zomaar een nieuwe industrie tot leven gewekt, ze hadden een heuse droomfabriek in handen. Met film konden letterlijk dromen tot leven worden gebracht.

 

Vanaf ongeveer 1913 schoten bioscopen als paddenstoelen uit de grond. Een beetje winkelstraat in een grote stad kon zo meerdere bioscopen hebben. Het waren hoogtijdagen voor uitbaters als Jean Desmet, die een enorme collectie stille films heeft nagelaten en die nu ook in bezit zijn van het Eye Filmmuseum. En al deze bioscopen hadden musici in dienst.

Ondanks de benaming is stille film nooit stil geweest. Al vanaf de eerste filmvertoningen werden films van muzikale begeleiding voorzien. In het begin was dit vooral om het publiek gerust te stellen dat opeens in een pikdonkere ruimte zat. De gedachte was dat zolang de pianist doorspeelde, het er allemaal wel bij zou horen. Ook maakte te projector veel lawaai en dat kon door de muziek overstemd worden. Omdat de projector met de hand aangezwengeld moest worden kon de muziek zelfs helpen om de film in het goede tempo te laten vertonen.

 

Maar al snel werd er geëxperimenteerd met het spelen van muziek die de film kon ondersteunen en te versterken. Het film begeleiden was een tot heus beroep en een ware op zichzelf staande kunstvorm geworden. Er werden zelfs wedstrijden gehouden; twee pianisten die met elkaar streden wie het begeleiden het langste vol kon houden. Er werden records van ruim 40 uur neergezet!

Hoewel er veel gebruik kon worden gemaakt van bestaande muziek, waren er ook verschillende componisten die zich toelegde op het schrijven van ‘incidentele filmmuziek’; muziek die speciaal voor film was gecomponeerd, maar niet voor een specifieke film. De titels van deze stemmingsstukken konden uiteenlopen van algemene titels als ‘Liefde’ of ‘Achtervolging’, maar konden ook zo specifiek zijn als: ‘Danse Diabolique – for savage scenes, and native war dances, hurries, and tumult and storms’ of (een van mijn persoonlijke favorieten: ‘Detective scene – in search of a clue’.

 

Maar veel pianisten leerden te improviseren bij de film. Dit gaf niet alleen de mogelijkheid om veel directer op de wisselingen te reageren, het was ook een heel handige vaardigheid omdat het lang niet altijd mogelijk was om de film van tevoren te bekijken. Enkele uitverkoren films hadden de enorme eer om een geheel eigen originele score te krijgen.

 

In 1930 kende Nederland zo’n 300 bioscopen. Het aantal zalen en filmvertoningen per week varieert natuurlijk, net als het aantal musici. Sommige bioscopen moesten het doen met enkele pianisten, terwijl andere grote zalen hele orkesten in dienst hadden om de grote filmproducties muzikaal tot leven te wekken. Op dat moment verdienden 650 musici in Nederland hun brood in de bioscopen. Rond 1935 waren nagenoeg al deze bioscopen omgebouwd tot geluidsbioscoop met massa-ontslagen tot gevolg. Er wordt vaak gesproken over hoeveel acteurs de overgang naar de geluidsfilm niet konden maken. En hoewel daar zeker veel tragische verhalen tussen zitten, moet er niet vergeten worden wat voor enorme wereldwijde tragedie de geluidsfilm voor de musici was.

Tegenwoordig is het beroep van filmpianist een zeldzame maar nog steeds levende kunst. Hoewel er wordt geschat dat ongeveer 75% van alle stille films die ooit gemaakt zijn verloren zijn geraakt, worden er nog veel films teruggevonden of gerestaureerd. En veel van die vertoningen worden nu nog steeds live muzikaal begeleid, op alle verschillende manieren zoals toen. 

(Daan van den Hurk)

 

Vrij 17 apr          The Brilliant Biograph

Vrij 16 okt           Rien Que Les Heures en La Souriante Mme Beudet

Vrij 6 nov             Het geheim van Delft                

Wo 25 nov         La Voile du Bonheur